Met de steun van de Vlaamse Overheid.
Cie. Woest is al een tijdje een nieuw artistiek pad aan het verkennen. In het kader van deze nieuwe wending verdiepte Manon Avermaete zich in het mede-eigenaarschap van het jonge kind tijdens de artistieke beleving. Haar interesse om de grenzen tussen maker-performer-publiek te verleggen was haar onderzoeksproject. Na een succesvolle beursaanvraag bij de Vlaamse overheid kon ze aan de slag. In dit interview kijken we terug op twee jaar onderzoek en proberen we jullie een inkijk te geven in het traject en de uitkomst.
Manon Avermaete is theatermaker en onderzoeker bij Woest, een gezelschap dat samenwerkt met kinderen en jongeren op locatie. Tijdens haar recente beurstraject (Vlaamse Overheid) onderzocht ze hoe eigenaarschap kinderen kan inspireren en versterken. Paulien Truijen is de medeoprichtster van Woest. Door middel van een evaluerend interview blikken ze terug op het onderzoek van Manon. In dit interview, deelt Manon haar belangrijkste inzichten en vertelt ze hoe kinderen de ruimte kregen om zelf te creëren. Het laat zien hoe kunst en theater een waardevolle impact kunnen hebben op de ontwikkeling van kinderen.
Het volledige interview vindt u onderaan deze pagina.
Onderzoek uitgevoerd door: Manon Avermaete
Bijzondere dank aan:
Paulien Truijen, Erki De Vries, Carli Gellings, Sarah Vingerhoets en Lore Dejonckheere
Voor de fijne samenwerking tijdens de onderzoeksperiode.
Met dank aan: CCHasselt, HET LAB, Kaapstad
Voor hun onmisbare ondersteuning op organisatorisch en logistiek vlak.
Met steun van: Vlaamse Overheid
Paulien: Vandaag praten we met Manon Avermaete, die onlangs een intensief beurstraject (Beurs van de Vlaamse Overheid) heeft afgerond. Dit traject richtte zich op het onderzoeken van mede-eigenaarschap bij kinderen tijdens artistieke belevingen.
Manon: Natuurlijk! Mijn doel was om de rol van het kind in een artistieke ervaring volledig te herdenken. Ik wilde weten: hoe kun je een ruimte creëren waarin een kind niet alleen toeschouwer is, maar ook actieve deelnemer en mede-eigenaar wordt? Voor mij gaat dit verder dan simpelweg participatie; het gaat om een creatieve samenwerking waarin kinderen echt verantwoordelijkheid en eigenaarschap voelen.
Om dit te bereiken, richtte ik mijn onderzoek op de interactie tussen kinderen en de artistieke ruimte. Ik gebruikte fysieke taal, spel en sensorische prikkels om kinderen uit te nodigen om actief mee te doen. Door hen niet alleen mee te laten kijken, maar ook te laten beslissen en bouwen, ontstonden momenten van spontane creativiteit en echte betrokkenheid.
Daarnaast was het een zoektocht naar mijn eigen rol als maker. Hoe geef je ruimte aan de ideeën van kinderen, zonder dat je je eigen visie helemaal loslaat? Hoe begeleid je hen naar een authentiek gevoel van eigenaarschap, zonder dat je sturend wordt? Dit proces was een uitdaging, maar ook een enorme verrijking. Het heeft me geleerd om meer los te laten en te vertrouwen op de kracht en creativiteit van kinderen.
Paulien: Hoe heb je je onderzoek precies opgezet, en welke werkvormen heb je gebruikt om het mede-eigenaarschap te stimuleren?
Manon: Mijn onderzoek was gericht op het verkennen van hoe kinderen eigenaarschap ervaren in een artistieke omgeving. Ik werkte met kinderen van 5 tot 11 jaar en nodigde hen uit om immersieve ruimtes te ontdekken die ik speciaal had ontworpen. Deze ruimtes waren niet alleen visueel aantrekkelijk, maar ook fysiek uitnodigend, vol sensorische prikkels en open voor verbeelding. Het idee was om hen de vrijheid te geven om door impuls en interactie met de ruimte hun eigen rol vorm te geven.
Wat ik daarbij interessant vond, was hoe eigenaarschap verschilt per leeftijd. Jongere kinderen waren vaak intuïtiever en fysieker in hun benadering, terwijl oudere kinderen juist behoefte hadden aan meer autonomie en eigen keuzes wilden maken. Dit leverde waardevolle inzichten op: eigenaarschap is niet één vast concept, maar iets dat zich aanpast aan de leeftijd, context en het tempo van het kind.
Wat me het meest inspireerde, was de snelheid waarmee kinderen een ruimte of proces oppikken. Ze begrijpen niet alleen de setting, maar maken die zich ook meteen eigen, op een manier die vaak verder gaat dan je als maker vooraf kunt bedenken. Het heeft me geleerd dat het versterken van eigenaarschap begint bij het bieden van ruimte — zowel letterlijk als figuurlijk — waarin kinderen zich veilig genoeg voelen om zichzelf te laten zien.
Paulien: Wat waren de belangrijkste inzichten uit de casestudies?
Manon: De casestudies gaven waardevolle inzichten die ik niet alleen kon vergelijken, maar ook kon gebruiken om mijn methodologie verder te verfijnen. In de eerste casestudy, die zich afspeelde in de openbare ruimte, werd eigenaarschap zichtbaar in de interactie tussen kinderen en voorbijgangers. Door de kinderen als ‘ruimtebewerkers’ te benaderen, konden ze deze ruimte herdefiniëren en zichzelf op een interessante manier positioneren. Dit leidde tot verrassende en spontane momenten.
In de tweede casestudy, die plaatsvond in een theatrale ruimte met een sterk ontworpen scenografie, bleek eigenaarschap een grotere uitdaging. Door de korte tijdsspanne namen de kinderen minder initiatief, waardoor ik meer moest sturen. Toch bood deze setting een veilige en gestructureerde omgeving die creativiteit op een andere manier stimuleerde. Een bijzonder element was ‘Dooshoofd’, een nogniet-gedefinieerd personage. Dit werkte als een katalysator voor verbeelding; kinderen droegen ideeën aan voor zijn persoonlijkheid en uiterlijk.
De derde casestudy was een proces van meerdere maanden, we werkten dan elk weekend met de kinderen. Hier kwam eigenaarschap volledig tot bloei. De kinderen kregen tijd om zelfvertrouwen en autonomie te ontwikkelen. Ze namen verantwoordelijkheid voor hun creaties en bepaalden hoe ze hun werk aan het publiek wilden presenteren. Dit proces liet duidelijk zien hoe belangrijk tijd en betrokkenheid zijn voor het ontwikkelen van eigenaarschap.
Paulien: Wat zeiden de kinderen eigenlijk over het werken op deze manier?
Manon: De kinderen waren echt enthousiast, maar ook heel eerlijk. Wat me opviel, is dat ze het vaak over de vrijheid hadden. Martha Macaluso, die negen jaar oud is, zei bijvoorbeeld: ‘We verzinnen alles zelf… We krijgen veel vrijheid. Het is ook heel anders dan “gewoon” toneelspelen. Want als je op het podium staat, zie je het publiek niet. Nu speel je echt samen met de mensen, dat is zo speciaal.’ (Interview met Martha Macaluso e.a., UIT in HASSELT, 2024)
Dat vond ik een prachtige observatie, omdat het precies laat zien wat deze aanpak zo uniek maakt. Ze ervaren niet alleen eigenaarschap, maar ook verbinding met hun publiek.
Bent Bergen, die elf is, verwoordde het heel anders maar net zo treffend: ‘We gebruiken de locatie en betrekken de mensen die er op dat moment aanwezig zijn. Het is dus voor iedereen spannend.’ (Interview met Bent Bergen e.a., UIT in HASSELT, 2024). Het mooie is dat die spanning niet alleen bij hen zit, maar ook bij mij als maker. Ik weet net zo goed niet wat er precies gaat gebeuren, en dat maakt het proces zo bijzonder.
Paulien: Wat heb je geleerd over jouw eigen rol als maker?
Manon: Mijn rol bleek fluïde en veranderde naarmate het proces vorderde. In het begin was ik meer een facilitator: ik creëerde een kader en gaf richting. Naarmate het eigenaarschap groeide, nam ik de rol aan van coach of zelfs observator. Dit loslaten was uitdagend; je geeft de controle over iets dat je zelf hebt geïnitieerd. Maar juist dat vertrouwen in de kinderen was essentieel om authentiek eigenaarschap te laten ontstaan.
Paulien: Wat waren de belangrijkste uitdagingen en hoe ben je daarmee omgegaan?
Manon: Er waren zeker onverwachte uitdagingen. Een belangrijke uitdaging was dat sommige samenwerkingen niet doorgingen door agenda’s die moeilijk op elkaar afgestemd konden worden, waardoor ik de oorspronkelijke tijdlijn moest loslaten en moest improviseren. Daarnaast kwam ik eind april 2024 onverwacht in een burn-out terecht, wat het moeilijk maakte om aan de laatste studycase te werken. Het was een harde les in geduld en het aanpassen van verwachtingen. De grootste uitdaging was echter tijd. In kortere sessies, zoals bij de theatrale ruimte, moesten kinderen snel schakelen, wat hun vermogen beperkte om echt eigenaarschap te ervaren. Bovendien was het loslaten van mijn eigen verwachtingen soms ongemakkelijk. Je weet niet waar het proces eindigt, en dat vraagt om een open mindset.
Paulien Wat waren de belangrijkste succesmomenten en inzichten uit je onderzoek?
Manon: Een van de mooiste momenten was tijdens het Kaapstad Festival in Tilburg. Daar kreeg ik de kans om samen met Woest en met kinderen uit de naschoolse opvang te werken en experimenten in de openbare ruimte. De opzet was om de kinderen weer deel te laten uitmaken van de openbare ruimte. We wilden dat ze hun plek weer zouden opeisen. Samen met hen creëerden we fysieke structuren en probeerden we manieren uit om ‘niet op te vallen’, waardoor we onverwachte interacties uitlokten met voorbijgangers. De kinderen voelden zich echt eigenaar van het experiment en hun betrokkenheid was enorm. Ik leerde dat mede-eigenaarschap vooral voortkomt uit het geven van ruimte en vertrouwen aan de kinderen om hun eigen creativiteit te uiten.
Paulien: Wat denk je dat het effect van je aanpak is geweest op de kinderen die deelnamen?
Manon: Het was bijzonder om te zien dat de kinderen hun eigen grenzen verlegden en een gevoel van verantwoordelijkheid ontwikkelden. Vooral tijdens de experimenten in de openbare ruimte merkten we dat ze elkaar gingen steunen en samenwerken op manieren die hun creativiteit en zelfvertrouwen versterkten. Ze leerden dat ze hun eigen ruimte en verhaal kunnen maken in interactie met anderen, wat voor hen zowel spannend als leerzaam was.
Paulien: Hoe definieer je mede-eigenaarschap nu?
Manon: Mede-eigenaarschap is een dynamisch proces waarin kinderen verantwoordelijkheid nemen binnen een creatief kader dat veiligheid en vrijheid biedt. Het is geen vastomlijnde methode, maar eerder een balans tussen structuur en autonomie. Het draait niet alleen om het eindresultaat, maar vooral om het proces waarin kinderen hun eigen stem vinden en leren vertrouwen op hun eigen keuzes.
Paulien: Welke rol speelden je samenwerkingspartners in het traject, en hoe hebben zij je onderzoek verrijkt?
Manon: Samenwerkingspartners zoals CCHA en het LAB speelden een belangrijke rol. Zij hielpen met de logistiek en het contact met scholen, en boden ruimte voor experimenten. Dit maakte het mogelijk om met diverse groepen te werken en gaf me de kans om verschillende methoden en omgevingen te testen. De samenwerking met het Kaapstad Festival bijvoorbeeld, gaf me vrijheid om met een ‘nietsvermoedend publiek’ in de openbare ruimte te werken, wat unieke inzichten opleverde. De tijd en ruimte krijgen om te experimenteren en niet steeds toe te werken naar een afgewerkt product werd mogelijk gemaakt door de Beurs van de Vlaamse Overheid. Dit Woest Project werd uiteindelijk een groot onderdeel van mijn onderzoek.
Paulien: Kun je mede-eigenaarschap inzetten in een breder kader?
Manon: Absoluut, het concept gaat veel verder dan alleen de kunstpraktijk. In het onderwijs, bijvoorbeeld, kan mede-eigenaarschap leerlingen actiever en zelfstandiger maken, omdat ze meer verantwoordelijkheid krijgen over hun eigen leerproces. In gemeenschapsprojecten is het een krachtig middel om kwetsbare doelgroepen te betrekken en te empoweren, doordat ze een stem krijgen in wat er gebeurt. Voor makers opent het weer heel andere mogelijkheden: het biedt nieuwe manieren om samen te werken met publiek en deelnemers, waarbij niet alleen de maker bepaalt, maar iedereen een bijdrage kan leveren aan het proces.
Paulien: Wat zijn volgens jou de grootste uitdagingen bij het toepassen van mede-eigenaarschap in deze verschillende contexten?
Manon: Een van de grootste uitdagingen is het vinden van de juiste balans tussen vrijheid en begeleiding. Het is belangrijk om ruimte te geven voor inbreng en creativiteit, maar zonder dat het proces helemaal uit elkaar valt of richtingloos wordt. In het onderwijs, bijvoorbeeld, kan het lastig zijn om leerlingen voldoende eigenaarschap te geven zonder dat ze overweldigd raken. Bij gemeenschapsprojecten speelt vaak de vraag hoe je echt iedereen betrokken houdt, vooral mensen die misschien minder vanzelfsprekend hun stem laten horen.
Voor makers is een andere uitdaging het loslaten van controle. Het vraagt om een open houding en het accepteren dat het resultaat anders kan worden dan je vooraf had bedacht. Dat is spannend, maar ook precies waar de kracht van mede-eigenaarschap ligt: je creëert samen iets wat je in je eentje nooit had kunnen maken.
Paulien: Tot slot: Hoe ga je dit werk in de toekomst voortzetten?
Manon: Ik wil trajecten op de lange termijn ontwikkelen waarin kinderen stap voor stap verschillende fases van eigenaarschap kunnen ervaren. Daarnaast zie ik veel kansen om samen te werken met scholen en culturele instellingen, zodat deze methodologie breder ingezet kan worden. Ik geloof ook dat interdisciplinair onderzoek naar eigenaarschap en hoe dat kinderen kan ondersteunen in hun persoonlijke ontwikkeling ontzettend waardevol kan zijn.
Binnen mijn eigen werk bij Woest wil ik deze aanpak verder uitbouwen. Onze manier van werken is al sterk beïnvloed door dit onderzoek. Waar Woest ooit begon als een locatiespecifiek dansgezelschap, richten we ons nu veel meer op werk met kinderen en jongeren op locatie. Het voelt bijna vanzelfsprekend om de methodologie van mede-eigenaarschap hierin verder te verweven. “Zo kan ik zowel mijn artistieke praktijk als mijn pedagogische ambities blijven ontwikkelen.
Paulien: Bedankt voor dit inspirerende gesprek! Heb je nog iets toe te voegen?
Manon: Dank je wel. Het was een waardevolle ervaring die me zowel persoonlijk als professioneel heeft verrijkt. “Ik ben dankbaar voor de kans om dit traject te doorlopen en kijk ernaar uit om mijn ervaringen en methodologie in de toekomst verder toe te passen en te delen.